|
|
|
1838 -1905 |
Johan Jacob Sandberg |
|
|
|
1838 Jhr. Johan Jacob Sandberg is geboren te Baarn op 6 februari
1861 Officier Oost-Indisch Leger
1863 Getrouwd te Djokjakarta op 2 juli met Marianna Begemann (geboren te Venhuizen op 20 augustus 1843)
1881 Majoor bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger
Bij gevechten op Atjeh raakt hij gewond en keert dan in 1882 met zijn gezin naar Haarlem terug.
1899 Marianna Begemann is overleden te Haarlem op 19 mei
1905 Johan Sandberg is overleden te Haarlem op 12 april |
|
Toen Nederland na het tijdperk Napoleon in 1815 als zelfstandige staat kwam, kreeg het ook een aantal vroegere koloniale bezittingen terug. Ten behoeve van het veiligstellen van de Nederlandse koloniale belangen werden expeditie troepen uitgezonden.
Het besluit van de Gouverneur-Generaal Johannes van den Bosch van 4 december 1830, waarbij een nieuwe organisatie voor het leger in Oost-Indië werd vastgesteld, geldt als het begin van een afzonderlijk Oost-Indisch Leger. Het bestond toen uit 8 korpsen, elk met een bataljon infanterie, een compagnie en 4 stukken bergartillerie, met een totale sterkte van 600 Europese en 37 inlandse officieren en 12.905 onderofficieren en minderen.
In 1836 kreeg het leger de naam ‘Koninklijk’, op gezag van Willem I, maar in het spraakgebruik werd deze naam bijna een eeuw niet gebruikt, en werd het overzeese leger steevast aangeduid als het (Oost-) Indisch Leger.
De soldaten die in het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger) zaten kwamen uit Europa, Indische eilanden en soms zelf Afrika. In het begin was het niet populair om als soldaat bij het KNIL te werken. Daarom kon eigenlijk iedereen in het KNIL komen. Vanaf 1890 werd dat anders. De selectie om in het leger te komen werd toen veel strenger. Daardoor werd het een professioneel en goed georganiseerd leger. In 1950 werd het besloten om het KNIL te eindigen. |
|
Soldaat van het Oost-Indisch leger
ontwerper: Langendijk, Jan Anthonie
Vervaardigingsjaar
1865-1916 |
|
|
|
Op 23 juli 1878 lanceert Kolonel Karel van der Heijden een nieuw offensief in Atjeh
Het koloniale leger treedt 5 jaar lang defensief op. Daarna start het koloniale leger een nieuw offensief tegen de Atjeeërs. Onder commando van kolonel Karel van der Heijden trekken 3 kolonnes van het KNIL Groot-Atjeh binnen. Dit is het gebied dat direct achter Kota Radja ligt.
Van der Heijden dringt tot ongeveer 30 kilometer landinwaarts door. Zijn benoeming tot generaal-majoor vindt plaats tijdens de veldtocht die tot augustus 1879 duurt. Maar ook deze verwoestende veldtocht brengt de Atjeeërs niet op de knieën. Van der Heijden laat een bezettingsmacht van 6.000 militairen achter. |
|
Schilderij van de 1e Slag bij Samalangan.
Generaal-majoor Karel van der Heijden keert terug bij zijn troepen na gewond te zijn geraakt door een schot in zijn oog.
26-08-1877, Atjeh, Noord-Sumatra, Nederlands-Indië.
Vervaardiger
Jules Garnier. |
|
|
Johan Jacob is in 1885 een paar maanden lid van cricketclub Rood en Wit en tot 1895 donateur.
De zoon van Johan Jacob - Christoph George Sigismund Sandberg (1866-1954) - staat op deze foto, onderste rij, derde van links, liggend.
|
|
|
|
Passage uit het boek "Hard Gras, Kicksen en Wickets, Van Cricket naar voetbal in Nederland 1845-1888" door Jan Luitzen en Wim Zonneveld. |
'Rense van der Werff (1869 Dokkum – Maastricht 1924) is in 1885-1886 een klasgenoot van David Jessurun op de Haarlemse H.B.S. Hij is lid van Rood en Wit tussen 8 april en 8 oktober 1886, precies in de aanloop naar de voetbalwedstrijden. Als zijn voogd treedt tijdens zijn H.B.S.-periode jonkheer Johan Jacob Sandberg (1838-1905) op, een illustere figuur in de Haarlemse sportwereld van die tijd, onder meer als secretaris bij de IJsclub Haarlem en Omstreken.
Mulier beschrijft in Wintersport levendig hoe hij in gezelschap van Sandberg en Jaap Edens trainer Klaas Pander langs de baan staat als Jaap in januari 1893 op het Museumterrein in Amsterdam wereldkampioen allround schaatsen wordt.
Sandberg is een oud-KNIL-militair, die bij gevechten op Atjeh gewond raakt en dan in 1882 met zijn gezin naar Haarlem terugkeert. Hij is in 1885 een paar maanden lid van Rood en Wit (cricket) en tot 1895 donateur. Geen wonder dat Rense gaat sporten.
Hendrik Engelbert ‘Henri’ Arriëns (1868 Poerworedjo – 1919 Blitar) speelt als net afgestudeerd Haarlems gymnasiast vanaf 1882 intensief bij Rood en Wit, en vanaf 1886 bij H.F.C. Hij speelt mee in de tweede wedstrijd tegen “Sport” en vertegenwoordigt nog op 9 februari 1890 samen met Mulier H.F.C. in het provinciale elftal van Noord-Holland, dat op het Malieveld in Den Haag met 1-0 verliest van Zuid-Holland. Vanaf 1901 is hij administrateur van een koffieonderneming op Java, waar hij, in de buurt wonend en werkend, twee legendarische uitbarstingen van de vulkaan Kelud van dichtbij meemaakt. Die van 1900 overleeft hij ternauwernood, die van 1919 wordt hem, zijn vrouw en kind, en zo’n 5000 anderen, fataal.' |
|
|
|
Bronnen: Nederland's Adelsboek, Genealogieonline, archieven.nl, books.google, defensie.nl, scholieren.com, nimh, Hard Gras Kicksen en Wickets |
Webpagina gemaakt, en onderzoek gedaan, door Tanya Sandberg-Barrow |
|
|